STEEN

Een steen betekent niets.
Een schelp niet. Net zo min als een gedroogde bloem.
Een verzameling kán iets betekenen.

Iets krijgt betekenis wanneer het niet louter zichzelf is. Als het verwijst naar iets buíten zich. Een steen doet dat in de regel niet. Een behouwen steen meestal wel. Het hoort tot de fundamenten van de kunst een betekenisloze steen betekenisvol te behouwen.

Maar er is nog een route naar betekenis. Of twee. De ene is de ‘route Cheval’. Postbode Cheval (1836 -1924) bezorgde de post en met het leger worden van de tas verzamelde hij stenen. Hij ging met een volle tas heen en keerde met een volle tas terug. Post werd steen. De stenen werden verkozen om hun kleur, om hun vorm. Maar hun werkelijk leven kregen ze in een majestueuze schepping. Hij metselde ze ’s avonds vast aan zijn droom: zijn ‘Palais Idéal’ in Hauterives. Wereldse stenen kregen samen een nieuw, groots verband.

De tweede route is de ‘Rudolf-route’. Rudolf II (1552 -1612), de geniaal-gekke vorst, verzamelde. Hij bracht objecten bijeen die enkel door te zijn verzameld door Rudolf II al werden veredeld. Hij had de meester-wunderkammer. Zijn verzameling kan gelezen worden als scan van een renaissance-brein: nieuwsgierig, humanistisch, universalistisch, mythisch,
alchemisch.

Misschien is er een derde route. Er is een kunstenaar die aan een verzameling bouwt. Haar werk werpt licht op de betekenis van betekenis. Lisa Couwenbergh zal nooit worden betrapt op het duiden van haar werk. Misschien is dat nog een modernistische trek. Vroeger -toen modern utopisme nog zinvol leek -kon, nee móest kunst geheel voor zich spreken. Maar Couwenbergh’s vormtaal is die van het modernisme ver voorbij. En haar inhoudelijke zwijgzaamheid kan ook een heel andere, verre van modernistische bron hebben. Zij spreekt de taal der verzamelaars. Maar omdat zij kunstenaar is -en de objecten uit haar verzameling zelf vervaardigt -heeft zij een dubbelrol. Zij is Rudolf èn postbode Cheval. Zij kiest de te maken objecten met het oog op de verzameling. Het niets van de baksteen, het stukje hout, de druppel, de paddenstoel, het mos, valt weg tegen de verbanden die zij weeft. De betekenis zit -onzichtbaar en onzegbaar -tussen de dingen die zij maakt. Dit is de kwantumsprong van de kunst: betekenis te verlenen aan het niets.

Is er helemaal geen duiding mogelijk? Is het werk van Couwenbergh uitsluitend dit: het bezingen van het verband tussen zielloze delen? Of is er meer? De omloopsnelheid van beelden, hun beperkte houdbaarheid in ‘nieuwe media’, is hoog. De halfwaardetijd van het visuele wordt voortdurend korter. Het lijkt erop dat Lisa Couwenbergh beelden sprokkelt op de mestvaalt van de visuele cultuur. Zij bouwt ermee aan haar restruimte. En de steen der wijzen, waar Rudolf II zo hartstochtelijk naar zocht, zit daar misschien allang -achteloos -in. Kijk, kijker; kijk!

Olphaert den Otter